Bij Schotland denk je aan regen. En die kregen we vandaag. Op onze derde dag van onze mini-Rob Roy Way.
Zoë liep vandaag mee met Matthijs en mij.

Matthijs en ik hadden geslapen in het backpackershotel in Pitlochry.
Eén van de regels daar: vind je iemand anders in je bed na een avondje stappen – neem dan niet zelf maatregelen, maar waarschuw de receptie.
Voor de zekerheid hadden we maar een tweepersoonskamer geregeld.

In een coffeeshop verderop in de straat een chill ontbijtje geregeld.
Voor de duidelijkheid: in Schotland betekent dat gewoon dat je er koffie kunt krijgen en de cake veel toevoegingen bevat, maar geen geestverruimende.
Het was er al vroeg druk, want de eerste bussen waren al aangekomen. Linda en ik noemen Pitlochry een soort Volendam van Schotland.

We verlieten Pitlochry aan de noordkant en volgden de rivier de Tummel. Het voetpad stijgt en daalt, maar nooit veel in één keer.
Bij Killiekrankie perst de Tummel zich door een smalle kloof. Daarvoor en daarna is hij veel breder.
Vanaf het voetpad kun je soms een zand- of kiezelstrand je bereiken.

Ook hier een energiecentrale die waterkracht omzet in elektriciteit.

Verderop volgden we de River Garry .
Toen we in Blair Atholl aankwamen was het inmiddels droog geworden.

In de tearoom in de oude watermolen zaten we aan heerlijke broodjes, toen ook de zon begon te schijnen.
Het waren drie heerlijke dagen. Heel verschillende landschappen gezien in al het weer dat Schotland in de zomer kenmerkt.
En Matthijs ontpopte zich als een chille reisgenoot. Die houdt van goede gesprekken (gisteren was een dag dat Boris Johnson weer van zich liet spreken – het was overal op televisie te zien) en goed kan meekomen in de pub.
Maar hij gaat even graag na een dag lopen lekker een uur op bed liggen met een boek. Net als ik.
Zouden we best nog ‘s kunnen doen.